
Uiteraard is het makkelijker om te kijken naar het verschil tussen deze twee klimatologien:
In deze figuur vallen er een paar dingen op. Ten eerste dat in een groot gebied in de Atlantische oceaan de gemiddelde temperatuur op 850 hPa in de periode 1981-2010 van het CFSR gedaald is. Ook de daling boven de sahara en boven Siberie zijn opvallend. Ook zijn er grote verschillen nabij gebergten en ijskappen, aangezien daar de modeltopografie erg belangrijk is. De vraag is dus hoeveel van deze verandering komen door het gebruik van een ander model en hoeveel door verandering door het klimaat in het model.
Om die vraag te beantwoorden heb ik ook gekeken hoe de klimatologie is veranderd in de ERA5 reanalysis in dezelfde period.
Het is duidelijk dat de verschillen nabij berggebieden duidelijk minder is omdat we nu dezelfde model topografie gebruiken. Anderzijds zijn er ook duidelijk verschillen in gebieden met weinig of geen topografie, zoals boven de Atlantische oceaan waar de temperatuur in de vorige figuur duidelijk daalde (~-0.5 C), terwijl die daling in deze figuur veel minder zichtbaar is (~-0.1 C). Die veranderingen zijn dus te wijten aan verschillen tussen de modellen (CFS en IFS).
Om de trends in de 850 hPa temperatuur klimatologie tussen die van 1991-2020 met die van 1981-2010 te bekijken kunnen we de laatste figuur ook opsplitsen per seizoen. Het is uiteraard eerlijker om naar trends te kijken met dezelfde model setup, dus we gebruiken hier alleen de ERA5 data.
Hier valt op dat de toename met name in de winter en herfst op noordelijke breedtegraden hoger is. De afname in hetzelfde gebied op de atlantische oceaan is met name afkomstig uit de zomermaanden. In de lentemaanden is de 850 hPa temperatuur klimatologie minder opgewarmd in Scandinavie.
Tot slot nog de diagrammen waar het allemaal om gaat, in dit geval het ECMWF ensemble.

.
Met name voor April zal de gemiddelde 850 hPa temperatuur dus hoger liggen, terwijl die van oktober vrijwel onveranderd is.