Geopotentiele hoogte

28-09-2009 23:29

De geopotentiele hoogte is een een referentiehoogte ten opzichte van het aardoppervlak die gecorrigeerd is voor de verandering van de zwaartekracht met de lengtegraad en de topografie van het landschap. Het wordt op weerkaarten vaak gebruik om de hoogte van een bepaald drukvlak te beschrijven, bijvoorbeeld op de kaarten op deze site op het vlak van 500hPa. Dit is dan de hoogte in meters waarop de druk gedaald is tot 500hPa. De dikte van de laag zegt iets over hoe warm het in die laag is. De dikte van een laag tussen twee drukvlakken is evenredig met de potentiele virtuele temperatuur in dat vlak. Vandaar dat de geopotentiele hoogtes is de winter in onze streker ook een stuk lager liggen dan in de zomer: in de zomer zul je dus hoger moeten zitten om het vlak van 500hPa te bereiken.

Een kaart met de geopotentiele hoogte kan dus gebruikt worden om het een en ander te zeggen over de atmosfeer en hoe die zicht gaat ontwikkelen. Er kunnen troggen (gebieden met relatieve lage geopotentiele hoogtes) en ruggen (hoge geopotentiele hoogtes) worden waargenomen, die zich op onze breedtegraad vaak met de stroming mee verplaatsen naar het westen. Deze zogenaamde Rossby golven vormen een belangrijke factor in de afwisseling van periodes met goed en slecht weer. Verder is het zo dat in gebieden met een sterke gradient (lijnen van gelijke hoogte liggen dicht op elkaar) een sterke stroming staat door de thermische wind. Dit zijn vaak gebieden met scherpe temperatuurtegenstellingen waar zich gemakkelijk depressies vormen.

De geopotentiele hoogte wordt gebruikt in de numerieke weersvoorspellingen, aangezien het er voor zorgt dat bepaalde delen uit de vergelijking die aan de modellen ten grondslag liggen wegvallen en makkelijker te berekenen zijn. Dit zou niet het geval zijn als de 'echte' hoogte werd gebruikt.

Figuur 1: voorbeeld van een kaart met geopotentiele hoogtes op 500hPa en de luchtdruk op zeeniveau. Lage diktewaarden zijn zichtbaar boven Groenland (=koude lucht).